Low-FODMAP-dieet bij prikkelbaredarmsyndroom
BUIKKLACHTEN Bij patiënten met prikkelbaredarmsyndroom die vooral last hebben van diarree en een opgezet gevoel heeft een low-FODMAP-dieet een significant gunstig effect op de pijn.
Bij patiënten met prikkelbaredarmsyndroom geven diëtisten algemeen voedingsadvies, zoals het nemen van supplementen van oplosbare vezels, onder vorm van zemelen of psyllium. “We bevelen de patiënt ook aan prikkelende factoren, zoals alcohol en zeer vetrijke voeding, te beperken. Indien dit niet volstaat, komt een low-FODMAP-dieet in beeld”, zegt Marie Van Dooren (diëtiste, UZA).

Wat zijn FODMAP’s?
FODMAP’s zijn fermenteerbare oligosacchariden (fructanen en galactanen), disacchariden (lactose), monosacchariden (fructose) en polyolen (suikeralcoholen) – de A staat voor and in de Engelse versie. FODMAP’s worden niet goed opgenomen vanuit de dunne darm, zodat ze onverteerd in de dikke darm terechtkomen en daar door de darmflora worden gefermenteerd.
Gezegd mag in dat verband dat onze dunne darm niet beschikt over een enzym om fructanen en galactanen af te breken.
Fructose wordt vrij goed opgenomen door de GLUT2-transporter als er tegelijk een equivalente hoeveelheid glucose aanwezig is. Vrije fructose moet echter worden opgenomen via de GLUT5-transporter, die veel minder sterk vertegenwoordigd is. Dat is de reden waarom suiker (sacharose) niet behoort tot de voedingsmiddelen die door het low-FODMAP-dieet worden uitgesloten, in tegenstelling tot voedingsmiddelen met veel vrije fructose. Lactose wordt slecht verdragen als de hoeveelheid lactase in de darm te krap is. Polyolen zijn grote moleculen, waarvan het transport moeilijk verloopt.
Onverteerde moleculen trekken vocht aan naar de dunne darm, waardoor de stoelgang wat losser kan worden. Ze worden vervolgens gefermenteerd door de flora van de dikke darm, waarbij dan weer gas vrijkomt. Bij voorbeschikte personen (met prikkelbaredarmsyndroom) kunnen deze processen aanleiding geven tot diarree, pijn en een opgezet gevoel (bloating), of kunnen ze deze ongemakken doen toenemen.
“Men moet voorzichtig zijn met het low-FODMAP-dieet bij patiënten met constipatie”, commentarieert Marie Van Dooren. “Als er minder FODMAP’s in het dieet aanwezig zijn, zal er minder vocht naar de darm worden aangetrokken, waardoor constipatie zelfs kan toenemen. Bij patiënten met constipatie als hoofdklacht gebruik ik het low-FODMAP-dieet niet. Als de patiënt constipatie heeft maar vooral klaagt over bloating en pijn, kan men het wel opstarten, maar men moet hem wel waarschuwen dat zijn constipatie niet zal verbeteren. Het is dan zoeken naar opties om de hoeveelheid vezels op te drijven, wat een uitdaging kan zijn omdat een low-FODMAP-dieet vaak betekent dat groenten, fruit en tarweproducten worden beperkt (zie verder). Het gebruik van vezelsupplementen (zonder fructanen of galactanen) kan nodig blijken.”
Eliminatie
Met het low-FODMAP-dieet probeert men in drie fasen de hoeveelheid FODMAP’s in de voeding te doen afnemen, in de hoop dat de hogergenoemde klachten afnemen. De bedoeling is wel degelijk de FODMAP’s te beperken, en niet ze volledig uit te sluiten. “Dat zou geen goed idee zijn, want het zou betekenen dat de persoon heel wat gezonde voedingsmiddelen misloopt”, aldus Marie Van Dooren. “Net omdat men moet vermijden dat het dieet te eenzijdig wordt, zou ik aanbevelen het low-FODMAP-dieet in te stellen onder bewaking van een diëtist. Als het deskundig wordt samengesteld, is het voldoende gevarieerd.”
De eerste fase van het dieet is de eliminatiefase. Fructanen zijn aanwezig in tarwe, rogge en sommige groentesoorten, galactanen in noten, lactose in zuivelproducten, fructose in fruit; polyolen zijn te vinden in sommige groente- en fruitsoorten, maar worden soms ook als zoetstof toegevoegd aan dieetproducten voor diabetespatiënten. “Ik bevraag altijd in eerste instantie het voedingspatroon”, aldus Marie Van Dooren. “Daarna overloop ik een lijst van voedingsmiddelen die wel of niet toegelaten zijn. Bij toegelaten voedingsmiddelen worden maximale hoeveelheden aangegeven als het voedingsmiddel FODMAP’s bevat.”
Ze wijst ook op een verwarring die de patiënt soms maakt: omdat tarwe wordt geweerd uit het eliminatiedieet denken sommige patiënten dat ze glutenintolerantie hebben. Men moet daar duidelijk over zijn: glutenvrije tarwe, bijvoorbeeld, mag worden gebruikt door patiënten met coeliakie, maar is verboden bij het low-FODMAP-eliminatiedieet.
De eliminatiefase duurt vier tot zes weken. Als er in die tijdspanne geen afname van de klachten optreedt, wordt het low-FODMAP-dieet gestopt. De patiënt wordt opnieuw naar de gastro-enteroloog verwezen om andere mogelijke behandelingen te overwegen.
Herintroductie
Treedt er wél een verbetering van de klachten op, dan breekt de herintroductiefase aan. Hierbij worden FODMAP-houdende voedingsmiddelen stapsgewijs opnieuw ingevoerd. Het gevoeligheidsprofiel voor FODMAP’s varieert immers per patiënt. Voor iedere FODMAP krijgt de patiënt een lijstje van voedingsmiddelen mee, waaruit hij één of meerdere opties kan kiezen, die hij gedurende drie dagen herintroduceert, met als basis het eliminatiedieet. Voor lactose bijvoorbeeld, kan de patiënt de eerste dag 60 ml melk drinken. Heeft hij daarbij geen klachten, dan gebruikt hij de tweede dag 125 ml, en de derde 250 ml.
Zodra er klachten optreden, stopt de patiënt met het herintroductietraject van de betrokken FODMAP. Hij documenteert wanneer de klachten optraden en hoe ernstig ze waren, zodat de diëtist op basis daarvan kan bepalen hoe strikt een voedingsmiddel in de toekomst moet vermeden worden. Tussen twee eliminatieschema’s door wordt een pauze van twee dagen ingelast, omdat klachten soms pas een paar dagen na consumptie optreden. Tijdens die pauzen wordt opnieuw het strikte eliminatiedieet ingevoerd, ongeacht of het geteste middel wel of niet verdragen werd. FODMAP’s kunnen immers een cumulatief effect hebben, zodat apart testen aangewezen is (zie ook verder).
“Die herintroductietests kunnen voor de patiënt belastend uitvallen”, weet Marie Van Dooren. “Ik raad patiënten aan om de voedingsmiddelen die ze het meest missen eerst te testen via het herintroductieschema. Als ze deze verdragen, kunnen ze deze tijdelijk invoeren en de andere, niet-geteste voedingsmiddelen, nog vermijden. Als ze nadien de niet-geteste voedingsmiddelen willen herintroduceren, moeten ze enkele dagen het eliminatiedieet opnieuw volgen en dan kan de herintroductie weer van start.”
'Met de juiste richtlijnen is een low-FODMAP-dieet een haalbare kaart'
Personalisatie
De uitslag van de verschillende herintroductiepogingen is indicatief voor de voedingsmiddelen die opnieuw in de voeding van de patiënt mogen worden ingevoerd. Tijdens de personalisatiefase krijgt de patiënt aan de hand hiervan voedingsadvies.
Marie Van Dooren: “Bij het invoeren van het gepersonaliseerde voedingsdieet treden er soms toch opnieuw wat klachten op. Dat is te wijten aan het reeds beschreven cumulatief effect van FODMAP’s. Hoewel in het gepersonaliseerde dieet alleen FODMAP’s worden opgenomen die apart geen klachten veroorzaakten, kan de patiënt wat last hebben na een maaltijd rijk aan FODMAP’s. Er kunnen geen pasklare richtlijnen worden gegeven om dit te vermijden. De patiënt moet erop voorbereid worden en zelf wat leren aanvoelen wat hij moet doen om klachten te vermijden. Een dagboek bijhouden, kan helpen.”
Patiënten aarzelen soms om voor een low-FODMAP-dieet te kiezen omdat het hen a priori omslachtig lijkt. “Toch ken ik niemand die bij nader inzien zegt dat hij het niet gaat volgen”, weet Marie Van Dooren. “Met de juiste richtlijnen is het een haalbare kaart.”
Het effect van een low-FODMAP-dieet op de darmflora wordt nog verder onderzocht. Fructanen en galactanen zijn immers prebiotica, net omdat ze door de darmflora worden omgezet. De omzetting resulteert in het vrijkomen van korteketenvetzuren, die het immuunsysteem van de darm versterken. “In iedere geval is het raadzaam de eliminatiefase niet langer te maken dan nodig”, waarschuwt de Antwerpse diëtiste.
Werk voor een deskundige
Gezegd mag nog dat de modaliteiten van de herintroductietests evolueren in de tijd. Inzichten rond de samenstelling van voedingsmiddelen veranderen soms, wat kan betekenen dat één of ander voedingsmiddel niet langer een betrouwbaar instrument is om een bepaalde FODMAP te herintroduceren. “Een extra reden om een deskundige diëtist te raadplegen”, aldus nog Marie Van Dooren.
>> Dit artikel is een aanvulling op de AK Academy over buikklachten die integraal online gevolgd kan worden. Volg de QR-code om de teksten te lezen en de vragenlijsten te beantwoorden.
+QR-code