GBO: huisarts moet centraal blijven staan bij controle op arbeidsongeschiktheid
Naar aanleiding van het voorstel van VOKA om de huisarts maar één maand ziekteverlof te laten voorschrijven, stelt artsensyndicaat GBO dat de huisarts centraal moet blijven staan.

De huisarts "staat als enige garant voor de biopsychosociale visie op de patiënt en is een betrouwbare actor". Het Franstalige artsensyndicaat GBO voegt er echter aan toe dat de huisarts "de hoeksteen moet blijven van een snellere en nauwere samenwerking met arbeidsartsen en raadgevend artsen, om een aangepaste terugkeer naar het werk te bevorderen die de gezondheid van de werknemers respecteert en rekening houdt met de realiteit op het terrein".
Werk is gezondheid
Werken maakt gezond, zo herinnert GBO zich uit een chanson uit de jaren '60 van Henri Salvador. Evenwel "garandeert werk op zich niet altijd een goede gezondheid, verre van dat. Net zoals werk niet de enige manier is om sociale banden te garanderen, of om je nuttig te voelen voor de maatschappij (denk aan mantelzorgers of het verenigingsleven, ook belangrijke bouwstenen van onze samenleving)".
Volgens GBO moet het onvermogen om te werken als een complicatie van de ziekte op dezelfde manier behandeld worden als de ziekte zelf. "Het bevorderen, ondersteunen en herstellen van de terugkeer naar werk is een belangrijke taak voor huisartsen, passend binnen de mogelijkheden van de patiënten die hen in vertrouwen nemen en binnen de diagnostische en therapeutische grenzen van de behandelend artsen".
Rekening houden met arbeidsomstandigheden
Geconfronteerd met de toename van het aantal langdurig zieken, vindt GBO dat er ook gekeken moet worden naar de verslechterende arbeids- en sociale omstandigheden en de noodzaak van een beter beleid voor welzijn op het werk.
VOKA stelt echter abrupt voor om de maximale arbeidsongeschiktheid die door de huisarts kan worden voorgeschreven, te reduceren tot 1 maand. Daarna zou de arbeidsarts in het spel komen.
Volgens GBO geeft de Vlaamse werkgeversorganisatie daarmee "een blijk van wantrouwen over het vermogen van huisartsen om arbeidsongeschiktheid correct in te schatten en de resterende capaciteit van de werknemer te diagnosticeren". Maar voor GBO/Kartel blijft "de huisarts de hoeksteen in het hele proces van vaststelling van arbeidsongeschiktheid, gezien zijn kennis van de biopsychosociale dimensies van de oorzaken".
De huisarts is in staat om arbeidsongeschiktheid te beoordelen zolang dat nodig is
GBO meent juist dat de huisarts "in staat is om arbeidsongeschiktheid te beoordelen zolang dat nodig is". De huisarts kan ook beoordelen wat de patiënt niet meer kan (bijvoorbeeld zware lasten tillen). Wat de patiënt nog wel kan, kan de huisarts daarentegen niet altijd beoordelen.
GBO/Cartel is daarom van mening dat "het gunstig is om zo vroeg mogelijk in het proces van arbeidsongeschiktheidsverklaring te kunnen rekenen op de specifieke expertise van ziekenfondsartsen en arbeidsartsen. Een zeer vroege samenwerking zou ook huisartsen in staat stellen om patiënten die daartoe in staat zijn vanaf het begin van hun arbeidsongeschiktheid deeltijds te laten werken".
De arbeidsarts in het hart van het proces
VOKA plaatst de arbeidsarts in het hart van het proces van arbeidsongeschiktheid en terugkeer naar het werk. Dit is echter al het geval na een maand ziekte. "Het is voor ons dus belangrijk dat de arbeidsarts op dat moment inderdaad wordt opgeroepen om in te grijpen."
"Helaas blijkt echter dat het overgrote deel van de gevallen van arbeidsongeschiktheid van meer dan een maand niet door de werkgever aan de arbeidsarts wordt gemeld, zoals de huidige regelgeving voorschrijft. Maar het is ook belangrijk voor ons dat de arbeidsarts vanaf de eerste dagen, of zelfs vóór een arbeidsonderbreking, kan blijven tussenkomen op verzoek van de behandelende arts en de patiënt".
Anderzijds, als de arbeidsarts belast werd met het verlengen van het arbeidsongeschiktheidsattest, zou hij, naast het feit dat hij hier wellicht geen tijd voor zou hebben, zich in een situatie van rechter en jury bevinden.
Elektronische medische attesten
GBO erkent echter het nut van richtlijnen voor de duur van arbeidsongeschiktheid bij bepaalde pathologieën, maar deze richtlijnen kunnen niet bindend zijn. "De beoordeling moet gepersonaliseerd zijn en rekening houden met de kenmerken van de pathologie die in aanmerking moet worden genomen voor de beroepsuitoefening, de beroepsactiviteit zelf en de capaciteiten die eigen zijn aan elke patiënt in relatie tot zijn levensomstandigheden."
Het systematische gebruik van elektronische medische certificaten maakt het mogelijk om bepaalde artsen op te sporen die ervan verdacht worden onzorgvuldig te zijn. GBO benadrukt dat het risico van een profilering die niet in verhouding staat tot het nagestreefde doel, goed moet worden ingeschat. Dergelijke controle kan ook in strijd zijn met de gegevensbescherming.
TRIO-platform
Principieel ligt de oplossing voor dit probleem in de samenwerking van het befaamde TRIO: huisarts, arbeidsarts, raadgevend arts.
Helaas kampen de drie beroepsgroepen met tekorten. Het gebruik van het TRIO-platform zou dus een mogelijkheid moeten zijn "om de samenwerking van alle artsen ten dienste van de werkende patiënt te bevorderen, in een geest van preventie, ondersteuning en herstel".
Ten slotte is een evaluatie van langdurige arbeidsongeschiktheid minstens om de 3 maanden, met de hulp van gespecialiseerde collega's waar nodig, de manier om het "definitieve tijdelijke" te vermijden. Het is ook aan de werkgevers om "concrete oplossingen voor te stellen".