Wanneer VOKA en BVAS vechten om een been, loopt de arbeidsarts ermee heen?
Werkgeversorganisatie VOKA doet een oproep om de huisarts te beperken in het voorschrijven van arbeidsongeschiktheid. Het voorstel lokte een snelle reactie uit van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS).
Dokter Wim Van Hooste, preventieadviseur-arbeidsarts
VOKA ziet de arbeidsarts als de centrale figuur, de spin in het web van de ziekte-uitval. VOKA meent dat 'het systeem' ziek is. Ga uit van preventie, zet de arbeidsarts centraal en richt je op wat mensen nog wel kunnen. Werk maakt niet per se ziek, werk kan een sleutel tot een gezond leven zijn, aldus de werkgeversorganisatie.
Het is wel kort door de bocht te stellen dat “werk niet ziek maakt”. Elke (arbeids)arts wordt geconfronteerd met beroepsziektes (waarbij het beroep de doorslaggevende component is) en beroepsgebonden ziektes (waarbij het beroep één van de agentia van het multifactorieel karakter van de ziekte is). Al eeuwenlang worden er ziektes beschreven die veroorzaakt zijn door werk (Ramazzini, 17de en 18de eeuw).
Het voorkomen van ziekte aan de bron moet altijd de prioriteit zijn: voorkom dat het kalf verdrinkt.
VOKA spreekt over 'preventie'; in het beste geval bedoelen ze secundaire preventie en niet tertiaire preventie. Echter, primaire preventie zou moeten primeren. Het voorkomen van ziekte aan de bron moet steeds de prioriteit zijn: het kalf niet laten verdrinken.
In het boek 'Werken is genezen' van Prof. Dr. Lode Godderis (LannooCampus, 2017), dat gaat over de bijwerkingen van het doktersbriefje, breekt hij een lans voor onder andere de invoering van de fit note. Dit is het verklaren wat de zieke persoon nog wél kan, in plaats van wat hij niet kan.
Vervolgens ligt de bal weer bij de werkgever, die de voorwaarden voor tewerkstelling moet bekijken, samen met de arbeidsarts (vaak wordt gekozen voor een progressieve werkhervatting, beperkt in de tijd en mits akkoord van de adviserend arts van het ziekenfonds). De Nederlandse arts Alex Burdorf spreekt van “Arbeid als medicijn”.
Centraal staat de re-integratie, een vlotte terugkeer naar de job. Het is geweten dat een herstart vóór het verstrijken van 3 à 4 maanden ziekteverlof, de zogenaamde kritieke fase, de grootste kans biedt om succesvol terug te keren op de werkplek. Hoe verder in de tijd, hoe groter de kans dat er niet teruggekeerd wordt naar de oorspronkelijke job.
Vandaar dat nu al na één maand onafgebroken arbeidsongeschiktheid de werkgever de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk moet verwittigen. Deze diensten moeten de werknemer laten weten wat de mogelijkheden zijn tijdens de ziekte (bv. een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting) of bij het hervatten van het werk.
De werkgevers moeten ook de hand in eigen boezem durven steken. Het feit is dat de werkgevers meer open moeten staan om aangepast of ander werk aan te bieden, tijdelijk of definitief. Hoe moeilijk dit ook soms is, of lijkt.
BVAS houdt eraan dat de huisarts de patiënt maximum drie maanden arbeidsongeschikt moet kunnen verklaren in plaats van ‘maar’ een maand, zoals in het VOKA-voorstel.
BVAS vermeldt ook het TRIO-platform, voor het overleg tussen mutualiteit, huisarts en arbeidsarts. Momenteel werkt dit systeem echter nog niet naar behoren. Computer says no!
Verder pleit BVAS voor een neutrale organisatie die de nodige deel-expertise in huis heeft om arbeidsgeschiktheid te kunnen beoordelen. Wie zou dat dan moeten worden? Iets als het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in Nederland?
In sé is de arbeidsarts het allerbeste geplaatst, maar diens neutraliteit wordt soms in vraag gesteld omdat de werkgevers de arbeidsgeneeskunde financieren. Arbeidsgeneeskunde mag echter hoe dan ook geen controleorgaan worden.
Wordt zeker vervolgd...