Corona-wet voor Grondwettelijk Hof
De wet van 24 december 2020 die de per KB genomen maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus bekrachtigde, wordt voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof. Dat wordt gemeld in het Staatsblad.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
Het Staatsblad van 16 september maakt bekend dat de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Verviers, bij vonnis van 10 juli 2025 de volgende prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Grondwettelijk Hof:
"Schendt artikel 16, § 1, eerste lid, van de wet van 24 december 2020 'tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II)',
dat artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 20 van 13 mei 2020 houdende tijdelijke maatregelen in de strijd tegen de COVID-19-pandemie en ter verzekering van de continuïteit van zorg in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging bekrachtigt,
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
in zoverre die artikelen de sociaal verzekerden die ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen ten onrechte verleende prestaties hebben genoten en tegen wie een vordering tot terugbetaling kan worden ingesteld verschillend behandelen,
naargelang de vordering tot terugbetaling al dan niet vóór 13 maart 2020 was verjaard, waarbij de verjaringstermijn van twee jaar van de vordering tot terugbetaling gedurende meer dan één jaar wordt geschorst, indien die vordering niet was verjaard vóór 13 maart 2020 ?"
Die zaak is ingeschreven onder nummer 8512 van de rol van het Hof.