Hiv-infectie in een gevorderd stadium: welke antiretrovirale behandeling verkiezen bij onbehandelde patiënten?

Maar weinig statistisch stevige en relevante klinische studies werden uitgevoerd over het starten van een antiretrovirale behandeling bij patiënten met een gevorderde hiv-infectie. Vandaar het belang van de LAPTOP-studie, een non-inferioriteitsstudie die is uitgevoerd in zeven Europese landen. De studie heeft de virologische werkzaamheid en de veiligheid van een eerstelijnstherapie op basis van een integraseremmer vergeleken met die van een behandeling met een gebooste proteaseremmer.
De studie heeft belangrijke informatie opgeleverd over de behandeling van die patiënten, die een zeer hoog risico lopen. Daarom hebben de auteurs er de prijs voor de beste mondelinge abstract van 2025 voor gekregen van de leden van de CROI.
LAPTOP: integraseremmer vs. gebooste proteaseremmer bij een gevorderde hiv-infectie
De LAPTOP-studie is een multicentrische, gecontroleerde, open non-inferioriteitsstudie die in zeven Europese landen is uitgevoerd bij 442 patiënten met een gevorderde hiv-infectie die nog geen antiretrovirale behandeling hadden gekregen. Het ging meer bepaald om patiënten van 18 jaar of ouder met een viruslast > 1.000 kopieën/ml met aids ongeacht het aantal CD4-cellen, een ernstige bacteriële infectie met < 200 CD4-cellen, < 100 CD4-cellen zonder symptomen of die werden behandeld wegens een of meer ernstige opportunistische infecties.
De patiënten werden in een 1-1-verhouding gerandomiseerd naar een eerstelijnstherapie met een antiretrovirale behandeling op basis van bictegravir of darunavir geboost met cobicistat plus emtricitabine en TAF. 82% van de patiënten waren mannen, 62% was blank. De gemiddelde leeftijd was 43 jaar. Bij inclusie bedroeg de mediane BMI 22,3 kg/m² en het gemiddelde gewicht 67 kg. Bijna 50% van de patiënten had aids en meer dan 50% had < 50 CD4-cellen/mm³. Andermaal een bewijs van een vergevorderde hiv-infectie op het ogenblik van de behandeling.
Minder virologisch falen met een integraseremmer
Het primaire eindpunt van de LAPTOP-studie was een samengesteld eindpunt van onvoldoende virologische respons en optreden van klinische accidenten die al dan niet getuigden van aids. Een onvoldoende virologische respons werd gedefinieerd als een daling van de viruslast < 1 log10 kopieën/ml na drie maanden follow-up of een viruslast > 50 kopieën/ml na een jaar follow-up. Tijdens de follow-up van 48 weken heeft een van de items van het samengesteld eindpunt zich voorgedaan bij 49 van de 220 patiënten van de bictegravirgroep en bij 70 van de 222 patiënten van de 'gebooste proteaseremmer'-groep (gecorrigeerde HR 0,70; p = 0,05).
Dat bewijst dus de non-inferioriteit van de antiretrovirale behandeling met een integraseremmer. Het percentage virologisch falen, een van de twee items van het samengesteld eindpunt, was significant lager met de integraseremmer dan met de gebooste proteaseremmer (HR: 0,54; p = 0,013). De incidentie van klinische accidenten, het andere item van het samengesteld eindpunt, was vergelijkbaar in de twee behandelingsgroepen.
Al bij al minder bijwerkingen met bictegravir
De incidentie van graad ≥ 2-bijwerkingen als gevolg van het geneesmiddel was 13,7 per 100 persoonsjaren in de bictegravirgroep en 21,7 per 100 persoonsjaren in de groep met een gebooste proteaseremmer (p = 0,04). Er was geen significant verschil in de incidentie van graad 3/4-bijwerkingen op het geneesmiddel (p = 0,99), bijwerkingen die hebben geleid tot een stopzetting van de behandeling (p = 0,92) en ernstige bijwerkingen (p = 0,82) tussen de twee groepen.
De LAPTOP-studie is dus een belangrijke studie. Ze is uitgevoerd bij hiv-geïnfecteerde patiënten die te weinig aan bod komen in stevige en relevante klinische studies. Het effect van een eerstelijnstherapie op basis van bictegravir op een samengesteld eindpunt blijkt bij patiënten met een gevorderde hiv-infectie die nog geen behandeling hebben gekregen, niet minder goed te zijn dan een behandeling met geboost darunavir. Bovendien, en dat is zeer belangrijk, was de virologische respons na 48 weken in de bictegravirgroep beter en zijn in die groep minder bijwerkingen opgetreden. Dat maakt van bictegravir een uitstekende kandidaat voor behandeling van die patiënten, die een zeer hoog risico lopen.
Ref.: Behrens G. et al. Abstract 658, CROI 2025, San Francisco.