Hof van Justitie over bescherming genetische en biometrische data
Het Europees Hof van Justitie heeft een arrest geveld waarin de draagwijdte van enkele bepalingen in de Algemene Verordening Gegevensverwerking over de bescherming van genetische en biometrische data worden verduidelijkt.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
Het arrest van 20 november 2025 werd geveld als antwoord op een prejudiciële vraag gesteld door een Tsjechisch rechtscollege.
Verwerking van genetische en biometrische gegevens
Artikel 8.1 van de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG, ook bekend als GDPR) bepaalt dat de lidstaten ervoor zorgen dat verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is indien en voor zover die verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering door een bevoegde autoriteit van een taak voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde doeleinden, en dat die verwerking gebaseerd is op het Unierecht of het lidstatelijke recht.
Artikel 10 AVG bepaalt dat de verwerking van onder meer genetische en biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een natuurlijke persoon slechts is toegelaten wanneer de verwerking strikt noodzakelijk is, geschiedt met inachtneming van passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkene, en:
- a) bij het Unierecht of het lidstatelijke recht is toegestaan;
- b) noodzakelijk is om vitale belangen van de betrokkene of een andere natuurlijke persoon te beschermen en
- c) die verwerking betrekking heeft op gegevens die kennelijk door de betrokkene zelf openbaar zijn gemaakt.
Lidstatelijk recht
Een van de vragen die het Tsjechisch rechtscollege voorlegde aan het Hof van Justitie betrof de betekenis van de term ‘lidstatelijk recht’ die in beide bepalingen voorkomt: kan ook de rechtspraak van een lidstaat worden begrepen als lidstatelijk recht?
Het Hof van Justitie verwijst in zijn antwoord vooreerst naar de betekenis van het begrip ‘wet’ in de uitdrukking ‘bij de wet is voorzien’ in artikel 8, lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat het recht op privé leven beschermt.
Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens betekent ‘bij de wet voorzien’ ook de uitleg die daaraan wordt gegeven door de bevoegde rechterlijke instanties.
Bijgevolg moet volgens het Hof van Justitie het begrip ‘lidstatelijk recht’ in de zin van de artikelen 8 en 10 AVG zo worden begrepen dat het kan verwijzen naar een bepaling die uitdrukkelijk voorziet in een verwerking van persoonsgegevens binnen het toepassingsgebied van die richtlijn, zoals die bepaling wordt uitgelegd in de rechtspraak van de nationale rechterlijke instanties.
Met andere woorden, lidstatelijk recht verwijst ook naar de uitleg die de rechtspraak geeft aan een wettelijke bepaling.