Toelatingsexamen: hoe de-escaleer je een conflict?
Een vraag uit het CLEAR-gedeelte van de editie 2024 van het toelatingsexamen werd aangevochten voor de Raad van State.
De omstreden vraag luidde als volgt:
In de cafetaria van je school zie je twee personen die ruzie hebben. Julie, een klasgenote, was wat te uitbundig geweest en botste hierdoor tegen het dienblad van Charles waardoor zijn drankje omviel op zijn broek. Charles is boos en schreeuwt tegen Julie, die duidelijk geschrokken reageert.

Welke van de onderstaande interventies is de meest effectieve om dit conflict te de-escaleren?
- Je gaat tussen Julie en Charles in staan en zegt tegen beiden: “Dit was een gewoon ongeluk. Laat ons alles opruimen.”
- Je neemt Charles bij de arm en zegt tegen hem: "Ik merk dat je boos bent omdat Julie je drankje heeft omgegooid. Zullen we samen even naar de wc gaan om dit proberen proper te maken?”
- Je gaat tussen Charles en Julie in staan en zegt tegen Charles: “Julie heeft dit niet zo bedoeld. Er is geen reden om je zo kwaad te maken."
- Je neemt Julie bij de arm en zegt tegen Charles: “Zie je niet dat je haar bang maakt. Het is niet dat ze dit met opzet deed.”
Volgens de examencommissie was alleen antwoord 2 correct. Een deelneemster aan het toelatingsexamen arts diende daarop beroep in bij de interne beroepsinstantie. In haar bezwaarschrift voerde ze aan dat voor kandidaten van een andere afkomst, het 'juiste' antwoord "onmiddellijk wordt geëlimineerd; in andere culturen is het meestal niet toegelaten, laat staan vanzelfsprekend, om iemand van een ander geslacht aan te raken".
Escalatie naar Raad van State
De beroepsinstantie wees haar beroep af. Daarop wendde de kandidate zich tot de Raad van State. In een eerste arrest van 1 oktober 2024 schorste de Raad de beslissing van de beroepsinstantie, omdat die geen antwoord had gegeven op de inhoudelijke bezwaren van de kandidate.
Op 9 oktober 2024 trok de beroepsinstantie haar geschorste beslissing in. Na grondige beraadslaging en heroverweging verklaarde zij het beroep van de kandidate echter andermaal ongegrond.
Ook tegen deze beslissing diende de kandidate beroep in bij de Raad van State. In een arrest van 8 november herinnert de Raad van State er evenwel aan dat hij niet in de plaats mag treden van de examencommissie of beroepsinstantie, en dat men moet uitgaan van het vermoeden van deskundigheid van de examencommissie tot bewijs van het tegendeel.
De argumenten van de verzoekster om dat vermoeden van deskundigheid te weerleggen en de wetenschappelijke grondslag van de omstreden vraag te betwisten, konden de Raad niet overtuigen. De beslissing van de interne beroepsinstantie bleef dus gelden.