Verzoek tot wraking te laat ingediend
Cassatie verwerpt verzoek tot wraking leden Raad van beroep Orde
In een arrest van 26 augustus 2025 heeft het Hof van Cassatie het verzoek van een arts tot wraking van leden van de Nederlandstalige Raad van beroep van de Orde der Artsen afgewezen.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
Over de feiten die aan de grondslag liggen van deze zaak valt uit dit arrest niets af te leiden. Dat neemt niet weg dat het arrest toch enige aandacht verdient, zeker nu wraking van rechters schering en inslag lijkt te worden.
Het verzoek tot wraking
Op 30 juni 2025 diende de betrokken arts bij de Raad van beroep van de Orde der Artsen een verzoek in tot wraking van een aantal leden van die Raad. Die weigerden op dezelfde dag zich van de zaak te onthouden. De arts vorderde die wraking wegens wettige verdenking in de zin van artikel 828, 1° Gerechtelijk Wetboek.
Het zou volgens de verzoeker niet mogelijk zijn om nog op een onafhankelijke wijze uitspraak te horen doen over zijn zaak, vermits zijn raadsman openlijk kritiek had geuit op de heer X, die deel uitmaakte van de zetel van de Raad van beroep op de zitting van 5 mei 2025, en die met de andere gewraakte rechters de zaak heeft voorbereid en beraad.
Verzoek tot wraking te laat ingediend
Hoewel artikel 833 Gerechtelijk Wetboek geen uitdrukkelijke termijn oplegt waarbinnen een wraking moet worden voorgedragen die steunt op een grond die zich heeft voorgedaan na de opening van het debat, blijkt zowel uit de letter en de geest van die bepalingen als uit de welomschreven termijnen voor de wrakingsprocedure en uit de schorsing van alle vonnissen en handelingen die zij met zich meebrengt, dat een dergelijke wraking moet worden voorgedragen zodra de grond van de wraking bekend is aan de partij die zich erop beroept.
Een wrakingsgrond is door een partij gekend wanneer die partij een voldoende zekerheid heeft om zich een overtuiging te kunnen vormen over de wrakingsgrond en om een feitelijk en juridisch onderbouwd wrakingsverzoek in te dienen.
De verzoeker vermeldt dat hij voldoende zekerheid verkreeg van de ingeroepen wrakingsgrond op 5 mei 2025. Vermits de verzoeker reeds voldoende zekerheid verkreeg van de wrakingsgrond op 5 mei 2025, is het verzoek tot wraking dat pas ter rechtszitting van de Raad van beroep van 30 juni 2025 werd neergelegd laattijdig en bijgevolg onontvankelijk.
Bijgevolg werd het verzoek tot wraking afgewezen.
Het arrest heeft identificatienummer ECLI:BE:CASS:2025:ARR.20250826.VAK2
