Ministerraad
Regels voor vaccinatie door vroedvrouwen goedgekeurd
Op voorstel van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) keurde de ministerraad een ontwerp van Koninklijk Besluit dat de voorwaarden vastlegt waaraan vroedvrouwen zich moeten houden om jonge kinderen te mogen vaccineren.
Filip Ceulemans
Volgens het KB kunnen vroedvrouwen die hun diploma behaalden na 1 oktober 2018 kinderen tot de leeftijd van 2,5 jaar vaccineren met een aantal vaccins: combinatievaccin of enkelvoudig vaccin voor poliomyelitis, difterie, tetanus, kinkhoest, haemophilus influenzae type B, hepatitis B; combinatievaccin of enkelvoudig vaccin voor mazelen, rubella en bof; meningokokkenvaccin; pneumokokkenvaccin; rotavirusvaccin; varicellavaccin; combinatievaccin of enkelvoudig vaccin voor hepatitis A en hepatitis B; combinatievaccin of enkelvoudig vaccin voor griep en COVID-19.
Registratie
De vaccinaties moeten onmiddellijk en systematisch worden geregistreerd op beveiligde elektronische platformen die door de bevoegde deelstaten of wettelijk verplichte systemen worden opgezet. De vaccinaties mogen enkel worden uitgevoerd indien ze passen in het vaccinatieschema of het vaccinatieprogramma van een deelstaat.
Enkel gezonde kinderen zonder antecedenten (anafylactische reactie op een eerste injectie of familiale antecedenten van anafylactische reacties) mogen een vaccinatie krijgen toegediend door een vroedvrouw.
Competenties
De vaccinatie moet worden uitgevoerd in een medische omgeving die beschikt over de apparatuur en de geneesmiddelen die nodig zijn voor spoedhulp in geval van onvoorziene complicaties. De vaccinatie vindt plaats bij een organisatie die de gezondheid van het kind opvolgt, op het gebied van groei, psychomotorische ontwikkeling, voeding, klinische opsporing van ziekten of misvormingen, en psychologische of medisch-sociale problemen. Deze opvolging is medisch van aard en is niet alleen de verantwoordelijkheid van de vroedvrouw, maar van het hele team, inclusief de arts.
De vroedvrouw die de vaccinatie doet, moet beschikken over een aantal theoretische en praktische competenties. Zo moet ze voldoende kennis hebben over het vaccin en de samenstelling ervan, moet ze weten welke mogelijke allergieën een vaccin kan veroorzaken en wat de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad zijn. Ze moet ernstige allergische reacties (anafylactische shock) meteen kunnen herkennen. Ze moet de praktische aspecten van vaccinatietechnieken zoals steriele en intramusculaire toediening onder de knie hebben en indien nodig het jonge kind kunnen reanimeren.