Inbreuk op vrijheid van onderneming
Raad van State vernietigt beperking honoraria via nomenclatuur
De Raad van State oordeelt dat voorwaarden waaronder de ureumbepaling aan patiënten kan worden aangerekend niet veranderd kunnen worden via een wijziging van de nomenclatuur.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
In een arrest van 1 juli 2025 vernietigde de Raad van State artikel 2 van het KB van 16 december 2022 ‘tot wijziging van artikel 3, § 1, en artikel 24, § 1, van de bijlage bij het KB van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, met betrekking tot ureum’.
Het beroep werd onder meer ingesteld door de VZW Federale Vereniging voor Klinische Laboratoria en de VZW Belgische Vereniging van de Apothekers-Specialisten in de Klinische Biologie.
Voorwaarden voor aanrekening
De bestreden bepaling luidde als volgt: 'De verstrekking 125075-125086 kan niet worden aangerekend aan de ZIV of aan de patiënt wanneer de geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) hoger is dan 30ml/min/1,73m².
De verzoekers viseerden de woorden (aanrekening) ‘aan de patiënt’. Volgens hen kunnen in de nomenclatuur geen beperkingen worden gesteld aan wat een arts aanrekent aan de patiënt. Dit zou onder meer in strijd zijn met de vrijheid van onderneming.
Voorwaarden niet via nomenclatuur
De Raad van State stelt vast dat de bestreden bepaling steunt op artikel 35, § 1, vijfde lid, en § 2, eerste lid, 1°, van de ZIV-wet.
Op grond van deze bepalingen is de Koning gemachtigd om de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen vast te stellen, waarbij die nomenclatuur de verstrekkingen opsomt, de betrekkelijke waarde ervan bepaalt en de toepassingsregelen ervan vaststelt, alsook de bekwaamheid waarover de persoon dient te beschikken die gemachtigd is om elk van die verstrekkingen te verrichten. Voorts kan de Koning wijzigingen aanbrengen in de nomenclatuur.
Concreet machtigt deze wetsbepaling de Koning om de terugbetaling door de verplichte verzekering van de ureumbepaling te regelen.
Op grond van de bepaling wordt de Koning evenwel niet gemachtigd om, via een wijziging van de nomenclatuur, de voorwaarden te bepalen waaronder de ureumbepaling aan patiënten kan worden aangerekend. Bijgevolg vernietigde de Raad van State de bestreden bepaling.