Toekomst van de huisartsgeneeskunde
“Sterker, innovatiever en meer verbindend dan ooit”
Tijdens zijn toespraak op de Huisartsenconferentie van Domus Medica noemde minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) vertrouwen het belangrijkste woord. Maar ook innovatie en verbinding vergat hij niet uit het oog.
Filip Ceulemans
“De huisarts is het hart van onze gezondheidszorg, het eerste aanspreekpunt voor de patiënt, de gids die hen door een steeds complexer zorglandschap loodst en de vertrouwenspersoon die de meest kwetsbare momenten in hun leven van dichtbij volgt”, stak minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke van wal tijdens zijn openingstoespraak op de tweejaarlijkse huisartsenconferentie van Domus Medica die zaterdag plaatsvond in Brugge.
Het vertrouwen dat patiënten hebben in hun huisarts is voor Vandenbroucke een essentieel onderdeel van het beroep. “En laten we eerlijk zijn: het is dat vertrouwen dat patiënten genezing en herstel geeft, soms meer dan welke behandeling dan ook. Maar dat vertrouwen staat onder druk. De administratieve druk neemt toe, digitale systemen zijn vaak ontoegankelijk of overladen en de vraag naar zorg groeit sneller dan ooit. Tegelijk zien we een toename van chronische ziektes, complexere zorgvragen en een bevolking die ouder en meer divers wordt, maar die ook langer actief blijft of wil blijven.”
Consumptieproduct
Toch ziet de minister de toekomst van de huisarts niet duister in. “De toekomst van de huisartsgeneeskunde kan sterker, innovatiever en meer verbindend zijn dan ooit. Die toekomst begint bij drie woorden: vertrouwen, innovatie en verbinding.” Vertrouwen is daarbij voor Vandenbroucke het belangrijkste woord.
Op sociale en andere media wordt het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek steeds vaker in twijfel getrokken. Antivaxers krijgen een forum op sociale media en de Amerikaanse president lanceert zonder blikken of blozen de grootste onzin over paracetamol. “Die twijfel sijpelt ook door bij jullie patiënten waardoor er meer tijd moet gestoken worden in het overtuigen van mensen over bijvoorbeeld het nut van vaccins of de schadelijkheid van vapen.”
“Soms verliezen zorgverleners ook het vertrouwen in burgers omdat een kleine groep burgers de zorg als een consumptieproduct is gaan beschouwen. Een consumptieproduct waarvan ze menen te moeten en kunnen bepalen waar, wanneer en door wie dat moet worden ingevuld. Sommige patiënten maken zo misbruik van wachtdiensten, verschijnen niet op een gemaakte afspraak of verwachten onrealistische inspanningen van hun arts. Dat leidt begrijpelijk tot veel frustratie bij huisartsen. We moeten oppassen dat deze frustratie zich niet veralgemeent en dat we misbruik niet gaan verwarren met misgebruik omwille van onzekerheid enerzijds en een complex zorgsysteem anderzijds.”
Code van goed patiëntschap
Omdat deze evolutie grote impact heeft op de huisartsen, wil Vandenbroucke naar analogie met de wet op de patiëntenrechten werk maken van een code van goed patiëntschap. Daarin wordt opgenomen wat we mogen verwachten van een patiënt.” We mogen van patiënten verwachten dat ze respect hebben voor zorgverleners. We mogen van patiënten verwachten dat ze geduld hebben en begrip als er iemand anders dringendere zorg nodig heeft. We mogen van patiënten verwachten dat ze binnen hun mogelijkheden verantwoordelijkheid nemen voor het naleven van afspraken en behandelplannen.” Vandenbroucke is geen voorstander van het vastleggen in regels en wetten, maar vindt het wel essentieel dat er een aantal basisregels voor het goed gebruik van de zorg worden afgesproken.”
Niet enkel tussen huisartsen en patiënten staat het vertrouwen onder druk. Dat geldt evenzeer voor het vertrouwen tussen (huis)artsen en de overheid. Vandenbroucke kwam daarbij terug op de polemiek over de hervormingswet, waarbij volgens de minister heel wat onwaarheden werden verspreid. Hij refereerde onder meer aan de bewering dat hij RIZIV-nummers zou intrekken van artsen die zijn mening niet delen.
Therapeutische vrijheid is geen absolute vrijheid
Een andere verzuchting die soms weerklinkt, is de aanval op de therapeutische vrijheid van de artsen. “Ik ben een vurig pleitbezorger van de therapeutische vrijheid, maar dat staat niet gelijk aan absolute vrijheid. Er mag van artsen verwacht worden dat ze evidence-based werken. Kwaliteitsincentives en transparantie zijn daarin belangrijke elementen.”
Tijdens de begrotingsbesprekingen die de regering De Wever momenteel voert, komt de gezondheidszorg ongetwijfeld in het vizier. Vandenbroucke zegt daarbij geen taboes te hebben. Zo herhaalde hij dat een remgeldverhoging voor hem bespreekbaar is, waarbij wel moet worden vermeden dat zo’n verhoging ertoe leidt dat een deel van de bevolking noodzakelijke zorg uitstelt. “Laten we ook niet vergeten dat in vergelijking met andere landen de eigen bijdrage van de patiënten in de zorg - niet bij de huisartsgeneeskunde – vandaag al bij de hogere van Europa ligt.” Remgelden verhogen om een nieuwe financieringsnood op te vangen, is voor Vandenbroucke niet de weg die moet worden ingeslagen. “Hiervoor zijn grondige hervormingen in het zorgsysteem en het financieringssysteem nodig. Ik hoop dat de sociale partners, en dus ook de artsensyndicaten, ook deze weg willen inslaan.”
Frank Vandenbroucke ging ook even dieper in op het thema dat het nieuws de afgelopen week beheerste: de re-integratie van langdurig zieken. “Arbeidsongeschiktheid is een gezondheidsprobleem, geen economisch probleem.” De minister herhaalde de veranderingen die er zitten aan te komen voor artsen: maximaal drie maanden voorschrijven, de invoering van de fit note en het verder uitrollen van het TRIO-platform waar huisarts, arbeidsarts en adviserend arts elkaar ontmoeten. “We willen ook werken aan een position paper over de rol van de huisarts bij arbeidsongeschiktheid.
Meldpunt
Uit de eerste gesprekken met de artsensyndicaten distilleert Vandenbroucke enkele principes:
- De behandelend arts is geen controleur. De beoordeling van arbeidsongeschiktheid is een medisch-therapeutische inschatting, geen controlefunctie.
- Het attest mag niet de reden zijn voor een consult. Het voorschrijven van arbeidsongeschiktheid maakt deel van een zorg- en hersteltraject.
- Arbeidsongeschiktheid is een onderdeel van de behandeling. Een fit note of attest moet kaderen in herstel, preventie en re-integratie.
- Werkhervatting is gezondheidsbevorderend. Indien haalbaar is een geleidelijke terugkeer naar werk een onderdeel van herstel en van het leren omgaan met ziekte of beperking.
Vandenbroucke is zich ervan bewust dat er flinke ongerustheid bestaat onder artsen over het meldpunt voor werkgevers met betrekking tot arbeidsongeschiktheid. Hij maakte direct duidelijk dat dit niet zijn idee was, maar afkomstig van enkele andere partijen binnen de meerderheid. “Maar soms moet je een compromis accepteren. Het versterken van de competenties en peer review is de kern van mijn beleid. Om tot peer review te komen heb je echter data nodig. Vandaar de databank die we willen aanleggen om individuele feedback te geven zoals we dat vandaag ook al doen voor bv medicatievoorschriften. Daarnaast werken we ook aan de fiches over een aantal pathologieën om jullie extra tools te geven om beter een arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke werkhervatting te kunnen adviseren”, besloot Vandenbroucke zijn toespraak.