Digitale transformatie in de zorg
Slimmer in plaats van harder werken
GDA De digitale transformatie van de zorg is onvermijdelijk omdat de vraag naar zorg sneller stijgt dan het aanbod. Het betekent niet dat er meer moet worden gewerkt door minder mensen, maar wel dat het werk slimmer moet worden aangepakt. Dat zei Daan Aeyels, verantwoordelijke welzijns- en gezondheidsbeleid bij VOKA, tijdens de Geneeskundige Dagen van Antwerpen.
Filip Ceulemans
De Belgische gezondheidssector staat onder druk. De toenemende vergrijzing leidt tot een structureel productiviteitsprobleem, niet alleen omdat de zorgvraag toeneemt, maar ook omdat ze complexer is dan voorheen. Zonder fundamentele hervormingen loopt het systeem binnen afzienbare tijd vast en dreigen zowel de toegankelijkheid als de kwaliteit in gevaar te komen.
“De vergrijzingskost zal met maar liefst 5% toenemen tegen 2050, wat neerkomt op een extra kost van 29 miljard euro. In de komende legislatuur alleen al betekent dat een stijging van 0,9% van het bbp of 5,2 miljard euro aan extra uitgaven”, rekent Daan Aeyels voor. Het aandeel van de bevolking ouder dan 65 jaar neemt tegen 2040 toe tot meer dan 25% van de bevolking.

Productiviteitsgroei
Volgens het federaal Planbureau gaat tegen 2030 ongeveer 20% van het zorgpersoneel met pensioen. Dat zijn ongeveer 100.000 ervaren zorgverleners. “Het is quasi onmogelijk om deze ervaring en expertise volledig te vervangen”, zegt Aeyels. Daarom pleit VOKA voor een radicale hertekening van de zorgberoepen. “Zonder productiviteitsgroei wordt de welvaartstaat onbetaalbaar. In 1991 waren er vier actieve burgers voor elke 65-plusser, in 2019 waren er dat nog drie en in 2050 zullen het er twee zijn. Er is dus een productiviteitsgroei van 200% nodig. Dat oplossen door harder te werken, kan niet, wel door slimmer te werken.”
Digitalisering en technologie kunnen een grote invloed hebben op de vraag naar zorgpersoneel. In 2022 stelde de Wereldgezondheidsorganisatie dat “een digitale transformatie de productiviteit, de efficiëntie én de kwaliteit verbetert". Om de digitale transformatie te laten slagen moet er gekozen worden voor een strategische financiering en het samenbrengen van investeringen om zo return te halen uit de zorgprocessen.
Digitalisering en technologie kunnen een grote invloed hebben op de vraag naar zorgpersoneel
Nederlands voorbeeld
Op vlak van strategische financiering kan ons land een lesje leren van onze noorderburen. In de periode 2023-2026 voorziet Nederland een investering van maar liefst vier miljard euro. Gespreid over vier jaar gaat er een miljard naar data-uitwisseling en 2,8 miljard naar het zogenoemde Integraal Zorgakkoord. Voorts spendeert Nederland op vier jaar 124 miljoen in wonen, ondersteuning en zorg van ouderen en in drie jaar 584 miljoen in het streven naar een toekomstgerichte arbeidsmarkt in zorg en gezondheid. De potentiële nettowinst die dat Nederland in 2028 oplevert, bedraagt 1,3 miljard euro. De productiviteitswinst wordt geraamd op 27.000 tot 44.000 voltijdsequivalenten, waardoor het verwachte tekort aan zorgverstrekkers met een vierde tot een derde zou verminderen.
“In België, met een federaal zorgbudget van ongeveer 39,7 miljard euro en een vergelijkbare demografische structuur, zou een digitale transformatie een netto-opbrengst van 920 miljoenen euro kunnen genereren tegen eind 2028”, aldus Aeyels. Er is echter een grote maar. “België investeert zeer gefragmenteerd en heeft geen visie op lange termijn. Onze aanbeveling is om federaal 1,3 miljard euro vrij te maken en vanuit Vlaanderen 530 miljoen euro. Dat komt ongeveer neer op de noodzakelijke 3%. Men zou bijvoorbeeld de groeinorm van 2,5% hiervoor exclusief kunnen gebruiken.” Ook de pensioenfondsen zouden ingezet kunnen worden. “Zij kunnen in plaats van te kiezen voor een conservatieve belegging gaan voor investeringen in de digitale hervorming. Europese pensioenfondsen investeren slechts 0,01% van hun middelen in lokaal durfkapitaal. In de Verenigde Staten is dat 10%.”
Competitie versus co-opetitie
“Competitie moet in ons land dringend plaats maken voor co-opetitie”, vervolgt Aeyels. “De Belgische regelgeving en financiering werken fragmentatie in de hand. Er is nochtans heel wat ruimte voor schaalvergroting. Een voorbeeld. België telt tal van ziekenhuizen die hartzorg aanbieden, terwijl er in Nederland zeven topklinische ziekenhuizen zijn die in één landelijk netwerk werken.”
De aanbevelingen van VOKA zijn duidelijk: stimuleer innovatiehubs (quadruple helix – overheid, onderzoek, zorg en bedrijven) en co-opetitie (vereenvoudig regelgeving over de zorglijnen heen en bouw een duurzaam financieel model uit); beperk daarentegen financiële, juridische en organisatorische drempels.
Het is ook belangrijk te kijken naar de ‘return on investment’. “Een app als Doktr brengt geen productiviteitswinst met zich mee”, verduidelijkt Aeyels. De patiënt moet zich niet meer verplaatsen, maar de arts ziet geen patiënt meer in dezelfde periode. Een voorbeeld dat wel productiviteitswinst met zich meebrengt, is Z-plus (i-mens). Deze zorgcentrale volgt patiënten vanop afstand op. Eén verpleegkundige volgt er 1.700 patiënten digitaal op, terwijl ze er analoog slechts 250 zou kunnen opvolgen.”