Tien jaar WUG-wet
Tien jaar geleden werd het KB van 10 mei 2015 ‘houdende coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen’ afgekondigd (Staatsblad van 18 juni 2015, eerste editie).
Dat KB verving het opschrift van het KB nr.78 door ‘Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10/05/2015’ – afgekort de Gec. WUG of gewoonweg WUG. Het nieuwe KB kwam er omdat door -tig wijzigingen dat befaamde KB. nr. 78 zo goed als onleesbaar was geworden. Legendarisch was artikel 21quinquiesdecies/2 – een benaming die je zelfs aan studenten met wat kennis van Latijn niet uitgelegd kreeg.
Tien jaar later
Tien jaar later zijn er al een 40-tal nieuwe artikelen ingevoegd in de WUG. Die zijn gemakkelijk herkenbaar door de toevoeging van een schuine streep aan een bestaand artikel, bijvoorbeeld artikel 2/1. Maar er zijn er toch ook al met twee strepen, zoals artikel 68/2/1.
De bevoegdheid van de Gemeenschappen voor de individuele erkenning van gezondheidszorgberoepen sinds de Staatshervorming van 2014 verklaart een aantal nieuwe bepalingen, zoals artikel 104/1 (ingevoegd door de Vlaamse Gemeenschap), artikel 104/1 (ingevoegd door de Franse Gemeenschap) en artikel 104.1 ( met punt, ingevoegd door de Duitstalige Gemeenschap). Dat dit de leesbaarheid en een goed begrip niet bevordert, behoeft geen betoog.

Er werden ook al twee nieuwe hoofstukken ingevoegd in de WUG-wet. Er is hoofdstuk 6/1, dat de uitoefening van de klinische psychologie en van de klinische orthopedagogiek regelt – en dat door een wet die exact op dezelfde datum als het coördinatie-KB werd afgekondigd (10 mei 2015). Coördinatie dus wel, maar blijkbaar niet tussen de wetgevende en de uitvoerende macht. Een tweede hoofdstuk 8/1 werd ingevoegd door de Vlaamse Gemeenschap met als opschrift: ‘De Erkenning’.
Eén hoofdstuk bestaat enkel nog op papier: hoofdstuk 10 (De geneeskundige commissies). De twee artikelen van dit hoofdstuk (artikel 118 en 119) werden immers opgeheven door de Zorgkwaliteitswet van 22 april 2019, en de geneeskundige commissies bestaan niet meer. De WUG-wet bewaart er nog wel een herinnering aan. Het lijkt dus eenvoudiger een nieuw hoofdstuk toe te voegen dan een bestaand hoofdstuk te schrappen.
Uitoefening geneeskunde
Met de Zorgkwaliteitswet is al een van de belangrijkste bronnen van wijzigingen in de WUG de afgelopen tien jaren vermeld: naast de geneeskundige commissies en het visum werden onder meer de doorverwijzigingsplicht, de continuïteitsplicht en de diagnostische en therapeutische vrijheid overgeheveld naar de Zorgkwaliteitswet. Ook bepalingen met betrekking tot de uitoefening van de verpleegkunde werden de afgelopen tien jaar meerdere keren gewijzigd (zie Artsenkrant 03/12/2024).
Opvallend zijn de wijzigingen in artikel 3 van de WUG. Dat telde in 2015 twee paragrafen: de eerste stelt onwettige uitoefening van de geneeskunde strafbaar, en de tweede voorzag hierop een afwijking voor de vroedvrouwen.
Sindsdien zijn aan artikel 3 druppelsgewijs vijf paragrafen toegevoegd die allemaal afwijkingen voorzien op de eerste paragraaf. Allemaal geven ze aan beoefenaars van de artsenijbereidkunde de bevoegdheid om bepaalde medische handelingen te stellen, zoals het voorschrijven van bepaalde vaccins en het verrichten van staalafnames.
Uitoefening artsenijbereidkunde
Ook de uitoefening van de artsenijbereidkunde bleef niet ongewijzigd. Artikel 5/1 van de WUG-wet bevat een opsomming van tien activiteiten die ertoe behoren, en dus in principe tot het monopolie van de apotheker. Naast klassieke handelingen zoals de bereiding, het te koop aanbieden, de detailverkoop en de terhandstelling (zelfs kosteloos) van geneesmiddelen, de bereiding van geneesmiddelen in hun farmaceutische vorm en de vervaardiging van en de controle op geneesmiddelen, behoren daar ook toe: het verstrekken van informatie en advies over geneesmiddelen, inclusief het juiste gebruik ervan, de gepersonaliseerde begeleiding van patiënten die hun medicijnen zelf toedienen en zelfs het meewerken aan lokale of nationale gezondheidscampagnes.
Deze lijst is overgenomen uit artikel 45 van de Europese richtlijn Erkenning Beroepskwalificaties en is bedoeld om de basiscompetenties van de apotheker vast te leggen. Basiscompetenties vallen echter niet noodzakelijk samen met de activiteiten die onder het monopolie van een beroepsgroep vallen. Zeker wat betreft het meewerken aan gezondheidscampagnes kan dat worden betwijfeld.
'Het lijkt eenvoudiger een nieuw hoofdstuk toe te voegen dan een bestaand hoofdstuk te schrappen'
Zoals voor de geneeskunde, bestaan er ook voor de onwettige uitoefening van de artsenijbereidkunde heel wat uitzonderingen, daterend van voor de WUG. Die werden overgenomen in artikel 6, § 2 WUG. Een wet van 15 juli 2015 voegde er nog een merkwaardige aan toe: ‘de terhandstelling van geneesmiddelen met het oog op de vervulling van een bijzondere wettelijke verplichting’. Elk schip van 300 of meer opvarenden dat op een internationaal traject van meer dan drie dagen vaart, is bijvoorbeeld verplicht een arts en een verpleegkundige aan boord hebben, maar geen apotheker. Op grond van die bepaling mogen geneesmiddelen dan door de scheepsarts worden verstrekt (H. Nys, Gezondheidszorgberoepen, 373-374)
Conclusie: coördinatie van wetgeving houdt niet noodzakelijk coherentie in. De WUG is daar na tien jaar een goed voorbeeld van.