EMD niet optimaal bij opvolging chronische en niet-somatische zorg
Een belangrijk werkinstrument van huisartsen is het Elektronisch Medisch Dossier (EMD). Het groeide de afgelopen decennia uit tot een functioneel en interactief registratie- en communicatiemiddel, maar niet zonder verbeterpunten. De huisartsen dr. Marie Louagie, dr. Janne Konings en dr. Marilou Vandepitte onderzochten op welke punten het instrument verbeterd kan worden bij de opvolging van chronische en niet-somatische zorg.
Floris Cup

In eerste instantie was het onderzoek voor de drie huisartsen een vrij abstract thema. “Maar naarmate we ons er meer in verdiepten, zagen we het belang ervan”, zegt Louagie. “Het is een software-instrument waar huisartsen dagelijks mee werken, dus het is belangrijk dat het voortdurend mee-evolueert met de noden van het beroep en de huidige praktijkvormen. We signaleren echter dat er nog ruimte voor verbetering is, wat de maatschappelijke relevantie van ons onderzoek benadrukt.”
De drie artsen voerden een kwalitatief beschrijvend onderzoek uit op basis van elf semigestructureerde interviews, onder actieve Vlaamse huisartsen met minstens vijf jaar praktijkervaring. Daarbij werden zes CareConnect-, drie Daktari-, één HealtOne-, en posthoc één Medispring-gebruiker betrokken. De interviewtranscripties werden vervolgens geanalyseerd volgens de systematische methode van de QUAGOL-gids (The Qualitative Analysis Guide of Leuven), waarbij een deductieve benadering werd gehanteerd. Op basis van deze analyse isoleerden de huisartsen een aantal belangrijke thema’s die vervolgens de basis vormden voor de voorstellen ter beantwoording van de onderzoeksvraag met betrekking tot chronische en niet-somatische zorg binnen het EMD.

De juiste sjablonen
Vandepitte: “Aan de hand van onze analyse signaleerden we enkele tekortkomingen in het SOEP-model. Zo zagen we dat er in het EMD geen vaste plaats voorzien is voor de ICE-bevraging, terwijl dit toch belangrijke informatie is tijdens het consult. Tot op heden wordt deze vaak binnen het ‘S’-onderdeel genoteerd. We stellen voor om bijvoorbeeld een vaste rubriek of een apart veld voor deze bevraging toe te voegen, zodat patiëntenverwachtingen beter kunnen worden meegenomen. Dit optimaliseren en uitbreiden van pathologie-specifieke sjablonen binnen zowel het ‘S’- als ‘O’-onderdeel, voor chronische en psychische zorg, kan bovendien bijdragen tot een meer gestructureerde anamnese en registratie ervan in het EMD.”
De artsen merkten daarnaast op dat het ‘E’-onderdeel de mogelijkheid mist om differentiaaldiagnoses en evolutie binnen de diagnostiek weer te geven. Momenteel moeten artsen veel scrollen en klikken om eerdere consultaties te bekijken. Een longitudinaal overzicht of een horizontale tijdlijn zou de opvolging verbeteren, beargumenteren ze.
Konings vult haar collega’s aan: “Het was niet ons hoofddoel, maar uit de interviews bleek eveneens dat in het kader van chronische zorg de interoperabiliteit van het EMD niet optimaal is. Het huidige registratiemodel is namelijk niet voldoende afgestemd op multidisciplinaire eerstelijnspraktijken, waardoor het uitwisselen van informatie tussen disciplines moeizaam verloopt. Dit kan bijvoorbeeld verbeterd worden met behulp van een gemeenschappelijke probleemlijst en door rechtstreekse automatische invoer in het EMD van parameters en vragenlijsten van patiënten.”
De drie huisartsen pleiten voor samenwerking tussen softwareontwikkelaars en gebruikers, zodat het EMD verder kan evolueren binnen de verschillende gebruiksdisciplines. Ook hopen ze dat het onderzoek een aanzet zal zijn voor verder wetenschappelijk onderzoek.
Sociaal geëngageerd en een wetenschappelijke interesse
De interesse in wetenschap en het menselijk lichaam zat er bij de drie huisartsen al vroeg is. Vandepitte: "Het was al langere tijd mijn droom om arts te worden. Mijn motivatie kwam voort uit de drang om mensen te helpen en zorg te dragen voor anderen, gecombineerd met een bijzondere interesse in het menselijk lichaam. Tijdens mijn opleiding heb ik mijn brede blik behouden en verschillende specialisaties overwogen, maar huisartsgeneeskunde bleef altijd mijn favoriet”, aldus de arts, die met name de bijzondere vertrouwensrelatie benadrukt die een huisarts opbouwt met haar patiënten. “Daarnaast werk ik nauw samen met andere disciplines, zoals kinesisten en verpleegkundigen, wat het werk extra interessant en plezierig maakt.”
Ook haar collega Louagie benadrukt haar wens om mensen te helpen. "Maar mijn keuze voor geneeskunde kwam ook voort uit mijn interesse in het menselijk lichaam. Ik had niet van meet af aan beslist dat ik huisarts wilde worden, maar in mijn stagejaar begon ik steeds meer in te zien dat het voor mij persoonlijk de meest interessante vorm van geneeskunde is. Als huisarts moet je namelijk niet alleen een brede medische kennis hebben, maar ook inzicht in de context van de patiënt. Ik haal veel energie en voldoening uit het patiëntcontact en het vertrouwen dat ik krijg. Elke dag brengt een nieuwe uitdaging en veel variatie, wat mijn werk leuk en boeiend maakt."
Konings benadrukt op haar beurt eveneens het sociale aspect van het beroep. “Ik startte mijn studie vanuit een wetenschappelijke interesse, maar was ook sociaal geëngageerd, bijvoorbeeld via de jeugdbeweging. Ik wist dat ik geen beroep wilde waarin ik alleen in een laboratorium of achter een bureau zou werken. Tijdens mijn studie hield ik dus de specialisatie huisarts in mijn achterhoofd, wat zich in mijn stagejaar steeds meer prominent op de voorgrond profileerde. Ik vind het een uitdagende specialisatie, waar ik veel voldoening uithaal. Ik zie mezelf dit werk nog lange tijd doen."
Janne Konings, Marie Louagie en Marilou Vandepitte. Integratie van het Leuvens consultatiemodel naar het Elektronisch Medisch Dossier (EMD): kwalitatief onderzoek naar een meer bruikbaar model op basis van tekortkomingen van het huidige SOEPmodel bij chronische en niet-somatische aandoeningen. Promotor: Nicolas Delvaux.