Wat kunnen we doen voor het slachtoffer van een verkrachter?

Op basis van een therapeutische relatie en een vertrouwensband durven sommige slachtoffers van verkrachting het aan met hun huisarts over de geweldpleging te praten. Hoe kan men daarop reageren? Wat is het beleid, meer bepaald op medisch vlak?
Naar schatting wordt één op de vijf vrouwen op een bepaald ogenblik van haar leven het slachtoffer van verkrachting.(1) Bij bijna de helft vindt dit plaats voor de leeftijd van 19 jaar. Sinds de #metoo-beweging wordt het onderwerp gemakkelijker ter sprake gebracht, maar het blijft voor slachtoffers van verkrachting (zeer) moeilijk om over de feiten te praten. De meeste overwegen niet meteen om zich tot hun huisarts te richten - omdat ze denken dat dit niet tot zijn/haar competenties behoort -, maar sommige vrouwen zetten toch de stap. Daarom is het raadzaam in de wachtzaal en/of op het toilet posters te hangen of flyers over seksueel geweld beschikbaar te stellen, zodat patiënten zich indien gewenst vrij voelen het onderwerp aan te snijden.
Na een eerste gesprek kan men de patiënte het best verwijzen naar een Zorgcentrum na Seksueel Geweld, zeker in de acute fase, als de feiten niet meer dan zeven dagen geleden zijn
Het is niet altijd gemakkelijk een getuigenis over seksueel geweld te aanhoren. Hoe kan men er adequaat op reageren? "In eerste instantie door de patiënte te bieden wat iedere arts moet kunnen garanderen: veiligheid en vertrouwelijkheid", onderstreept dr. Charlotte Rousseau, gynaecoloog in het Zorgcentrum na Seksueel Geweld van het Sint-Pietersziekenhuis in Brussel. "Dat lijkt voor de hand liggend, maar het verdient aanbeveling dat de deur van de spreekkamer zorgvuldig gesloten wordt - en ideaal geluiddicht is - en dat de arts zich empathisch opstelt en aandachtig luistert zonder te (ver)oordelen."
Het gesprek bevorderen
Het hoeft niet te verbazen dat slachtoffers (2) van een seksueel misdrijf uitgesproken schuld- en schaamtegevoelens hebben. Het valt hen moeilijk te melden dat iemand hen verkracht heeft. Nochtans is het belangrijk dat ze zo snel mogelijk over de feiten kunnen praten, om vermijdingsgedrag en PTSS - en de daaraan verbonden symptomen op korte en lange termijn - tegen te gaan. "Ik ben er mij van bewust dat de dagelijkse praktijk van de huisarts vaak zeer druk is, maar men moet echt wel de nodige tijd proberen uit te trekken om de patiënte te laten spreken, als men wil dat ze zich voldoende kan uiten", vervolgt dr. Rousseau. "Dat betekent dat men ruimte moet laten voor stiltes en de vrouw laten zeggen wat ze op dat ogenblik kwijt wil zonder haar te dwingen om in details te treden. Als men vermoedt dat een vrouw het slachtoffer is van seksueel geweld, binnen haar relatie of binnen de familie, kan men de anamnese stap voor stap sturen, door eerst open vragen te stellen en geleidelijk de vragen meer toe te spitsen."
Multidisciplinair omkaderen
"De huisarts kan evenwel niet in zijn eentje zorgen voor de hele omkadering van de patiënt, waarbij idealiter ook een gespecialiseerd multidisciplinair netwerk betrokken wordt", vervolgt de gynaecologe. "Na een eerste gesprek kan men de patiënte dus het best verwijzen naar een Zorgcentrum na Seksueel Geweld, zeker in de acute fase, als de feiten niet meer dan zeven dagen geleden zijn. Dit zijn de enige structuren die slachtoffers van seksueel geweld gratis een globale begeleiding bieden - op medisch, psychosociaal en juridisch vlak -, door hulpverleners die hiervoor specifiek opgeleid zijn."
Deze Zorgcentra zijn de laatste jaren in aantal toegenomen - begin 2024 telde België er tien -, maar ze bevinden zich wel allemaal in grote steden. Voor sommige slachtoffers kunnen ze daarom moeilijk te bereiken zijn. Het ziekenhuis en de daaraan verbonden spoeddienst bieden in acute gevallen een alternatief, maar als het slachtoffer er niet snel na de feiten naartoe gaat, is de kans klein dat ze er zich alsnog zal aanmelden nadat ze met de huisarts gesproken heeft. Met andere woorden, vaak valt de eerste opvang de huisarts te beurt.
Medisch beleid
Het eerste aandachtspunt is uiteraard de dringende zorg: fracturen, hoofdtrauma, wonden, stomp trauma, enz. Goed om te weten is dat slachtoffers van verkrachting meestal geen genitale letsels vertonen. "Als er zichtbare sporen van agressie aanwezig zijn, moet dat in het medisch dossier worden opgetekend", benadrukt dr. Rousseau. "Het is raadzaam foto's te nemen van die sporen, met het goedvinden van de patiënte en nadat men haar uitgelegd heeft wat de bedoeling is. Deze beelden zullen bezwarende elementen zijn als het tot een gerechtelijke procedure komt."
Stalen moeten worden afgenomen in de zones van het lichaam waarop geweld gepleegd is (vagina, anus, mond), voor het opsporen van seksueel overdraagbare infecties (SOI) met Neisseria gonorrheae, Chlamydia trachomatis (3) en T. vaginalis. Als het maken van het uitstrijkje als invasief wordt ervaren, kan de patiënte eventueel zelf de wisser hanteren. In het bloed zoekt men naar hiv, hepatitis B en C en syfilis. Merk op dat de serologie in de acute fase een weerspiegeling is van de gezondheidstoestand van de patiënte op het ogenblik van de bloedafname. Als er daarna een SOI wordt vastgesteld, bewijst een eerste negatieve serologie dat de patiënte de infectie niet had vóór het ogenblik van de geweldpleging. In dezelfde optiek verdient het aanbeveling een zwangerschapstest uit te voeren bij vrouwen op vruchtbare leeftijd, om het onderscheid te kunnen maken tussen een vooraf bestaande bevruchting en een zwangerschap die door de verkrachting is uitgelokt. Op basis daarvan kan men bepalen welk profylactisch beleid moet worden gevoerd.
Profylactische maatregelen verschillen naargelang het geval en de bestaande risico's. België volgt hiervoor de aanbevelingen van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention. Meer bepaald:
·Ceftriaxon tegen N. gonorrhoeae (een dosis van 500 mg intramusculair);
·Doxycycline tegen C. trachomatis (100 mg, 2 maal/dag gedurende 7 dagen);
·Metronidazol tegen vaginale infecties (500 mg, 2 maal/dag gedurende 7 dagen), maar "wordt slecht verdragen, zodat we deze behandeling in de praktijk zelden toepassen";
·Post-exposure prophylaxis (PEP) wordt enkel en alleen toegepast als een verkrachting met vaginale en/of anale penetratie minder dan 72 uur geleden is. Merk op dat PEP alleen wordt afgeleverd in hiv-referentiecentra en sommige Zorgcentra na Seksueel Geweld;
·Een post-exposure vaccin tegen HBV;
·Het HPV-vaccin, "maar dit staat ter discussie, omdat de doeltreffendheid na verkrachting niet aangetoond is en de prijs (zonder terugbetaling) hoog is."
·Noodanticonceptie, indien nodig.
Bescherming en follow-up
Het is belangrijk er zich van te vergewissen dat de persoon in veiligheid is. Als de dader een naaste is of het adres van het slachtoffer kent, moet men beschermingsmaatregelen overwegen. U kan de patiënte voorstellen het eigen sociaal netwerk aan te spreken of haar helpen een onderkomen te vinden. De Zorgcentra na Seksueel Geweld zijn geen opvangcentra, maar bieden psychosociale follow-up aan.
Ook om medische redenen moet het slachtoffer follow-up krijgen. Idealiter wordt ze minstens driemaal teruggezien:
·Binnen één tot twee weken,
·Vier tot zes weken later,
·Drie tot zes maanden later.
Deze consultaties beogen niet alleen de serologische follow-up, maar bieden ook de mogelijkheid stalen af te nemen die oorspronkelijk nog ontbraken, een behandeling op te starten (profylactisch of curatief), het vaccinatieschema te vervolledigen en/of eventuele bijwerkingen aan te pakken. "Tegelijk kan men naar de psychosociale situatie van de patiënte peilen en indien nodig (opnieuw) psychologische begeleiding aanbevelen", somt de gynaecologe op. "Informeer haar ook over de mogelijkheid om klacht in te dienen, als ze daar klaar voor is." De gerechtsprocedure is geen wandeling in het park en kan op zich traumatiserend blijken, wat betekent dat men er zeker niet op moet aandringen. De taak van de hulpverleners is het slachtoffer te helpen, niet om een oordeel over haar te vellen of haar iets op te dringen. Ze heeft het zo al moeilijk genoeg ...
(1) Amnesty International Belgium, campagne 2020.
(2) Jongens en mannen kunnen ook het slachtoffer worden van seksueel geweld. Maar de overgrote meerderheid van de slachtoffers zijn vrouwen. Daarom worden slachtoffers in dit artikel als vrouwen aangeduid.
(3) Voor het opsporen van Chlamydia en Neisseria gonorrhoeae kan het vagina-uitstrijkje door een urineonderzoek worden vervangen.
Het beroepsgeheim verbreken?
Als de geweldpleger met het slachtoffer onder hetzelfde dak leeft of in haar buurt woont, kan de arts overwegen dat een dringende aangifte aan de orde is. "Opgelet met het beroepsgeheim", waarschuwt dr. Rousseau. "Voor meerderjarigen is alleen de noodtoestand een geldige reden om het beroepsgeheim te verbreken (zie art. 458 van het Strafwetboek). En zelfs dan is het een kiese zaak, want de therapeutische relatie kan erdoor geschaad of onderbroken worden. Ik raad de collega-artsen dus aan deze beslissing niet alleen te nemen of er alleen de verantwoordelijkheid voor te dragen: raadpleeg de collega's, de Orde der artsen, een juridische dienst en/of een gespecialiseerd team. Voor minderjarigen zijn artsen wel verplicht aangifte te doen als er een ernstig en onmiddellijk gevaar dreigt."
Leerdoelen
Na het lezen van dit artikel bent u vertrouwd met:
?? De epidemiologie van seksueel geweld.
?? De moeilijkheden die het slachtoffer ondervindt om over de feiten te spreken.
?? Aanbevelingen om het gesprek in goede banen te leiden.
?? Het nut van een multidisciplinaire begeleiding.
?? Maatregelen tijdens de follow-up.
?? Het beroepsgeheim bij seksuele geweldpleging.