De amendementen van Vandenbroucke
Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke voerde zoals aangekondigd een aantal wijzigingen door in het voorontwerp van de hervormingswet. Onder meer partiële conventie blijft, onder bepaalde voorwaarden, mogelijk.
Filip Ceulemans
Gisteren (donderdag 3 juli) kondigde minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke tijdens de plenaire vergadering van de Kamer aan dat hij de artsensyndicaten, ziekenfondsen en het RIZIV ’s avonds een aantal amendementen op de hervormingswet zou voorleggen.
Een nieuwigheid in de hervormingswet is de invoering van de opdrachtbrief. In het geamendeerde voorontwerp verduidelijkt Vandenbroucke wat die juist inhoudt. “De ministerraad maakt uiterlijk 20 juli een opdrachtbrief op waarin duidelijk de beleidsprioriteiten worden vermeld voor het komende begrotingsjaar. De opdrachtbrief biedt het kader waarbinnen het Verzekeringscomité diens wettelijke opdracht tot het opstellen van een eerste begrotingsvoorstel (begrotingsdoelstelling) dient uit te voeren.”

Overschrijding
Een – in de Belgische context – niet onbelangrijke toevoeging bepaalt dat de minister(raad) elke bevoegdheid die hij heeft in het begrotingsproces (opdrachtbrief, ontwerpbegroting na het voorstel van het Verzekeringscomité, enz.) ook kan uitoefenen wanneer de regering in lopende zaken is.
Wat er moet gebeuren bij een niet-verantwoorde overschrijding van en partiële begrotingsdoelstelling die de globale begrotingsdoelstelling dreigt te doen ontsporen, was al bepaald in het oorspronkelijke voorontwerp. Vandenbroucke voegt daar nu een passage aan toe over gerechtvaardigde overschrijdingen van een partiële begrotingsdoelstelling die ontstaan door externe factoren waar de sector geen controle over heeft. Voorbeelden zijn de toename van het aantal raadplegingen van huisartsen door een vaccinatiecampagne bij een plotse uitbraak van een virus of een stijging van uitgaven voor gastro-enterologie door een campagne over darmkankerscreening.
Partiële conventie
De partiële conventie – die in het eerste voorstel werd afgeschaft – blijft nu toch behouden. “De mogelijkheid voor artsen en tandartsen om zich gedeeltelijk te conventioneren wordt behouden, maar het kader hiervoor wordt vastgesteld in de wet. De niet-geconventioneerde activiteit mag zich over maximaal twee dagen uitstrekken en de gedeeltelijk geconventioneerde arts of tandarts moet minstens zestig procent van het totaal van de verstrekkingen verrichten aan conventietarieven.
“De mogelijkheid voor artsen en tandartsen om zich gedeeltelijk te conventioneren wordt behouden."
Akkoorden tussen artsen en ziekenfondsen worden in principe gesloten voor ten minste twee jaar. In een amendement bepaalt Vandenbroucke dat de akkoorden stilzwijgend kunnen worden verlengd van kalenderjaar tot kalenderjaar. “Om een verlenging te vermijden, moet de opzegging gebeuren uiterlijk drie maanden voor de datum van verstrijken van het akkoord.”
Opzegging akkoord
Het oorspronkelijke voorontwerp bepaalde dat “de akkoorden geen andere gronden voor opzegging kunnen voorzien dan deze die zijn voorzien krachtens de wet.” In het nieuwe voorstel luidt dat: “Aanvullend aan de gronden voor opzegging die zijn voorzien of krachtens de wet, kunnen de akkoorden ook andere gronden voor opzegging voorzien. De opname van aanvullende gronden voor opzegging van een akkoord vereist altijd een drie vierde meerderheid van zowel de leden die de zorgverleners vertegenwoordigen als de leden die de verzekeringsinstellingen vertegenwoordigen. Ook als er eventueel een nieuwe vergadering zou plaatsvinden omdat die quorums niet zijn bereikt, is een drie vierde meerderheid van beide banken vereist.”
Een belangrijke eis van de artsen waar Vandenbroucke aan tegemoetkomt, betreft de link tussen premies voor accreditering, kwaliteit en de conventiestatus. In het eerste voorstel zouden de niet-geconventioneerde artsen deze premies aan hun neus voorbij zien gaan. Dit wordt nu ingetrokken. De ondersteuningspremies blijven echter voorbehouden aan geconventioneerde artsen.
Supplementen
De beperking van de ereloonsupplementen blijft behouden. In principe blijven ook de eerder vastgelegde percentages van 125% en 25% behouden. Vandenbroucke voegt wel toe dat een hoger percentage kan worden toegestaan na overleg in de ministerraad. Om de kritiek te pareren dat de minister alles eigenhandig kan beslissen, legt Vandenbroucke de ultieme beslissing hier bij de ministerraad. In de eerste tekst werd voorzien dat de beperking van de supplementen in voege treedt op 1 januari 2028, maar dat de minister de invoering eventueel kan vervroegen. Die bepaling wordt ingetrokken.
"Om de kritiek te pareren dat de minister alles eigenhandig kan beslissen, legt Vandenbroucke de ultieme beslissing hier bij de ministerraad."
De variabele financiering van de artsensyndicaten mag in de nieuwe tekst maximaal twintig procent bedragen van de globale financiering per sector en/of beroepsorganisatie.
RIZIV-nummers
De bevoegdheid die aan de minister wordt gegeven om “nadere regels te bepalen voor de toekenning, het gebruik en de intrekking van een RIZIV-nummer om andere redenen dan handhaving”, wordt ingetrokken. Verstrekt een zorgverstrekker wiens RIZIV-nummer is geschorst toch medische zorg dan kan het ziekenfonds dat terugbetalen aan de patiënt, maar het bedrag later verhalen bij de arts.
Hardleerse artsen – die boetes niet betalen – kunnen nog steeds worden geschorst. “De mogelijkheid wordt gecreëerd voor de administratieve rechtscolleges om de administratieve geldboete te vervangen door een opschorting van het RIZIV-nummer. Die maatregel zal enkel opgelegd kunnen worden door de administratieve rechtscolleges voor dossiers die in eerste aanleg behoren tot de bevoegdheid van de Kamers van eerste aanleg.”